Donderdag 8 december 2011

Het zonnetje is vandaag maar een klein beetje van de partij, maar dit vinden we alweer niet erg, want we moeten toch weer een hele eind rijden. Via een gravelweg passeren we weilanden zo groot als Gent en omstreken waar de schaapjes naar alle hartelust kunnen grazen. Amai, die boeren moeten hier volgens ons nogal toeren uithalen als ze hun beesten terug in tkot willen drijven. In het midden van de weg komen we ook terug het ‘Dog Fence’ tegen. Er staat een waarschuwingsbordje op, samen met een knutselwerkje van een hond, dat we het hekken zeker terug moeten sluiten. Dit ter bescherming van de vele dingos die de schaapjes als een lekker hapje zien.

We houden nog even halt in Leigh Creek, een oase midden in de woestijn met een grote mooie ‘oval’. Elk stadje in Australië heeft wel ergens zo een ovaal grasveld waar ze de nationale sport op kunnen uitoefenen, Rugby. De Australiërs zijn hier al zo zot van rugby als de Europeanen van voetbal.

Het laatste stukje van de rit brengt ons naar een campingplaats vlak voor de Flinders Ranges National Park. Daar bespreken we wat we allemaal gaan doen in het park. David stelt een lange wandeling voor om naar het hoogtepunt van het park te gaan kijken, Wilpena Pound. Ik had daar eigenlijk niet zo veel zin in, maar de overtuigingskracht van David is groot genoeg om mij te overhalen om toch de wandeling te doen. Nadat de plannen gesmeed zijn, kruipen we in ons autobed voor een deugddoende nachtrust.

Vrijdag 9 december 2011

Die nacht valt de regen met bakken uit de lucht en ‘s morgens regent het nog altijd. Dat dit een teken zou worden van een ongeluksdag, hadden wij niet zien aankomen.
Met de regen die maar niet ophoudt, blijven we nog een beetje liggen in ons bed in de hoop dat het snel opklaart. Al bijna tegen de middag zet een kleine zonnestraal ons terug op weg richting ‘the great wall of China’. Nu ja, met een beetje moeite kan je effectief een muur onderscheiden in een bergwand. Ik denk dat ze hier medailles uitdelen aan de mensen die de namen van de bezienswaardigheden bedenken. Wat ons echter meer interesseert, is de grote aanwezigheid van de beestjes die hier rondhuppelen. Letterlijk dan, want overal waar we kijken zien we een paar kangoeroes ‘jumpen’. De hele weg lang stoppen we om de 5 minuten om 1 van de beestjes vast te leggen. De kangoeroes zijn zeer geschikte fotomodellen, want ze blijven heel even stilstaan om te kijken wat er gaande is, om dan vrolijk weer verder te huppelen. We hadden in het verleden al veel kangoeroes gezien, maar nooit in zo een grote hoeveelheid. We denken dat dit te wijten is aan het slechte weer, waardoor alle diertjes uit hun schuilplaatsen komen. Heel leuk allemaal tot op het moment dat er zo een lief schattig kangoeroetje voor onze auto springt. David schiet in de remmen, maar helaas, het is te laat. We hebben hem geraakt! We kijken elkaar aan van OH NEE, en nu???? De kangoeroe ligt temidden van de weg, probeert nog wat te bewegen, maar hij kan niet meer op zijn pootjes staan. We weten niet wat we er mee moeten aanvangen, maar een geluk bij een ongeluk passeert er niet veel later een ranger van het park. Hij stapt uit en zegt: “no worries guys, this happens all the time, we just need to get him from the road and kill it”. Zijn heup was gebroken zei de ranger en het beestje zou het niet halen. “Euh, kill it?” “Ja”, zegt hij, “met een schop of zo… maar geen paniek, er is een andere ranger op komst die hem zal doodschieten”. Gaan jullie maar door, want “its not going to be nice”. Heel aangedaan rijden we verder, maar het is nu wel heel moeilijk om nog van de ‘rondhuppelende omgeving’ te genieten.

Met de uitdrukking, ‘ne keer dat de dag slecht begint, dan is heel uwen dag slecht’, stoppen we even langs de weg voor een fotomoment. Wanneer we willen wegrijden zegt de auto, ‘prrrt prrrrt prrrt’, de batterij plat! Gelukkig staan we niet ver van de grote baan en kunnen snel iemand aanspreken die ons met veel plezier terug op weg helpt.

Na al deze commotie en het slechte weer laten we de wandeling voor wat het is en beslissen om nog een hele eind te rijden om zo de batterij weer op te laden. We proberen goed rond te kijken naar allerlei diertjes die de weg weer oversteken en zien een emoe langs de kant lopen. Ik denk bij mezelf, een emoe komt nooit alleen, terwijl David luidop zegt: “ik ga toch eens goed rondkijken of er niet nog…BAAAAAAAAMMMMMMM, daar knalt er een emoe tegen onze auto”. Terwijl we allebei beginnen te roepen van het verschieten, vliegen een hele hoop pluimen in het rond. Oh my god, niet nog ne keer. Wat is de kans dat we zoiets meemaken in 1 dag!? De emoe was bijna op slag dood, want toen ik ging kijken zat er al niet veel leven meer in. En het toppunt van al, David had zo hard moeten remmen dat we midden op de weg weer stilstonden met een platte batterij, zucht. Met onze radiator vol pluimen vragen we aan een koppel of ze ons kunnen helpen om de wagen terug te starten. Helemaal van slag van deze dag, rijden we nog een 100-tal kilometer tot aan een rest area om daar te bekomen.

Balans van de dag: we hebben niet te veel gezien van de Flinders Ranges, maar we zullen ze nooit meer vergeten. Beetje e-moe van de dag gaan we dan maar snel slapen….