Dinsdag 6 december 2011

Om aan het Lake Eyre te geraken heb je verschillende mogelijkheden vanuit Coober Pedy, ofwel de Oodnadatta-gravelweg ofwel via de Stuart Highway langs het stadje Woomera. Met onze rammelkar die je al van mijlenver hoort afkomen, beslissen we om de comfortabele snelweg te nemen vooraleer onze uitlaat het op een gravelweg echt begeeft. Met Coober Pedy achter ons brengt de Stuart Highway ons al snel in het ‘Woomera Prohibited Area’. Dit gebied van zo’n 127.000 vierkante km is het grootste testterrein van wapens ter wereld. Opgericht na de 2de wereldoorlog werd dit gebied onder andere gebruikt voor een aantal Britse atoomproeven in de jaren ’60. Nu nog altijd worden hier dagelijks (niet nucleaire) testen uitgevoerd, het is zelfs zo populair dat er al testen gepland staan tot het jaar 2023. In het stadje Woomera krijgen we nog wat meer informatie over welke wapens in het gebied getest zijn en waarvoor het terrein vandaag de dag nog gebruikt wordt.

De woestijn verandert ineens naar een oase van groen wanneer we in Roxby Downs aankomen. Dit ‘stadje’ is volledig gedraineerd om zo een oase van rust te geven aan de mijnwerkersfamilies die er wonen. Het resultaat mag er zijn, want je merkt hier totaal niet dat je ‘in the middle of nowhere’ bent. Wat een contrast met het vuile, stoffige Coober Pedy. Met de Olympic Dam mijn in de buurt wordt hier goud, zilver, koper en uranium uit de grond gehaald. Niet te verwonderen dat de mensen hier goed gesoigneerd worden. We hebben ons ook laten vertellen dat de gemiddelde lonen hier de 2de grootste van het land zijn. Met zijn allen naar de mijnindustrie!

Via de Borefield route komen we op de Oodnadatta track die ons naar het Lake Eyre brengt. Daar overnachten we op de rest area met zicht op het meer, 12 meter onder de zeespiegel. Met zonsondergang kom ik op het lumineuze idee om nog een wandeling te maken tot op het zoutmeer. Van water moeten we hier geen schrik hebben want zo vaak loopt het meer niet volledig vol. Naarmate we verder op het meer stappen, voelen we de ondergrond altijd precies maar een beetje zachter worden, tot op een gegeven moment Griet met haar voeten in de grond zakt. Haar flipflops waren al een paar keer blijven steken en het leek wel of het hier in een drijfzandachtige modderpoel was veranderd. Griet houdt het voor bekeken terwijl ik nog een beetje verder ga, maar ineens begin ik ook te zakken in de grond. Niet alleen zak ik met mijn voeten in de modder, bovendien scheurt mijn flipflop kapot wanneer ik mijn voet uit de modder probeer te halen. We hadden niet verwacht dat de grond hier zo drassig zou zijn. Dit is allemaal te wijten aan het enorme natuurlijke onderwaterbasin, dat ongeveer 1/6 van Australië groot is. Het water in dit basin is afkomstig van regen in Queensland en Northern Territory en wordt hierin verzameld omdat het onmiddellijk in de grond sijpelt. Wanneer er genoeg regen valt in die staten dan komt het water in het basin zo hoog te staan dat het Eyre meer onder water loopt, maar dit gebeurt dus niet zo vaak. Door ons klein wandelingetje op het meer hebben we dus aan den lijve kunnen ondervinden dat er veel water in de grond zit ook al is het maar een dorre omgeving rond om rond. Allebei tot aan ons schenen vol modder druipen we dan maar weer af voor een zalig voetbad en een reparatie van de schoenen.

Woensdag 7 december 2011

Vandaag 3 maanden in Australië, wat gaat de tijd snel, maar gelukkig hebben we nog een paar maanden tegoed. We verlaten het zuidelijkste punt van Lake Eyre om naar het ‘Level Post Bay’ uitkijkpunt te gaan. Hiervoor rijden we terug op de Oodnadatta-track en gaan richting het stadje Marree. Onderweg rijden we gans de tijd naast een oude spoorbedding, restanten van de route die de legendarische ‘The Ghan’ vroeger volgde. Deze weg, van Adelaide naar Darwin, werd vroeger gevolgd door de Afghaanse kamelendrijvers, en voor de -immer afkortende Australiërs- is dit dan The Ghan geworden. Tot eind 1980 liep de spoorweg hierlangs, tot wanneer de route verlegd werd en de oude spoorbedding stilaan wegkwijnt.

Onderweg passeren we nog Alberrie Creek (4 inwoners) en zien we ineens een gepimpte bus, een reuzehond, een paar vliegtuigen, een robot en andere kunstobjecten staan. Hedendaagse kunst in het hol van pluto, wat een idee! Achteraf zijn we te weten gekomen dat dit een project is van een kunstenaar, Robin Cooke, die indertijd hier in ’97 kwam betogen tegen het mijnen van uranium. Sedertdien komt hij elk jaar terug om een nieuw kunstwerk toe te voegen aan het park.

Tegen de middag komen we aan in het stadje Marree. Het lijkt alsof hier de tijd blijven stilstaan is, want de oude locomotieven van ‘The Ghan’ staan hier nog op de sporen weg te roesten. Een oud bord die een spoorwegovergang moet aanduiden staat schots en scheef. Het enige hotel lijkt precies weggelopen uit een western en toont dat het stadje vroeger toch wel wat betekenis had. Nu hangen echter alle kamersleutels nog schoon aan hun haak, zonder ook maar 1 kamer bezet. We doen hier navraag naar de staat van de weg die we moeten volgen tot aan de lookout over Lake Eyre. Het heeft de laatste dagen niet geregend, dus de weg zou er goed moeten bijliggen met hier en daar wat ‘corrugations’.

Inderdaad, de weg ligt er de eerste 50 kilometers zeer goed bij, wat er voor zorgt dat we goed op tijd aan de camping komen voor de komende nacht. We besluiten nog even te wachten om de resterende 45 kilometer naar de lookout af te leggen, want de kampeerplaats is echt zalig. Het is een oase van rust aan een kleine waterpoel, waar we heel wat watervogels kunnen spotten.

Na ons siësta’ke rijden we naar de lookout. De weg ernaartoe is deze keer minder aangenaam voor onze rug en billen. We worden namelijk door elkaar geschud door de vele corrugations en putten in de weg. We houden ons hart vast dat onze uitlaat er niet afvliegt, gelukkig komen we heelhuids aan op het uitzichtpunt van Lake Eyre (deze keer 15 meter onder de zeespiegel, wat meteen het diepste punt van Australië is), waar we genieten van een prachtige zonsondergang. Wanneer het al een beetje donker begint te worden, snellen we naar de auto om aan de helse terugweg op de ‘bibberbaan’ te beginnen. We komen er opnieuw zonder kleerscheuren vanaf en doen op de camping de leuke ontdekking dat gans de terugweg onze achterruit openstond. Vlug kijken we of we niks kwijtgespeeld zijn onderweg, want we willen niet nog eens die baan doen. Gelukkig ligt alles er nog en begrijpen we nu waarom we op de terugweg zoveel stof in de auto kregen 🙂