Dinsdag 18 oktober 2011

We hebben 2 dagen te vullen tot wanneer het onderdeel voor de achterruit binnen is. Gelukkig is er rond Broome heel veel te zien, met name prachtige stranden. We gaan dan maar eens een kijkje nemen ten noorden van Broome wat daar allemaal te zien valt. Na 80 km van verbazingwekkend goede gravelroad (ondertussen zijn we al erger gewoon) komen we weer op geasfalteerde baan, eerste stop Beagle Bay. Dit dorpje heeft een mooi wit kerkje dat gebouwd werd begin vorige eeuw door missionarissen, om de aboriginals te bekeren tot het katholicisme, wat blijkbaar toch wel gelukt is. Het is vooral gekend voor het mooie altaar dat volledig bekleed is met oester-schelpen.

Na deze kleine culturele uitstap rijden we terug de geasfalteerde weg op om hem volledig te volgen tot het einde, naar het dorpje ‘One Arm Point’. Alsof het dorp een toeristische attractie is, moeten we ons registreren en 5 dollar pp betalen om het te mogen betreden. We bevinden ons op land van de Aboriginals en dit geld helpt hen om te kunnen investeren in het dorp. Met onze ‘Werchter-armband’ om mogen we naar de stranden gaan in de buurt. We staan op het punt het water in te gaan tot er nog toeristen op het strand arriveren en ons vragen of we al salties (zoutwater krokodillen) gezien hadden. Lap, daar hadden we niet bij stilgestaan waardoor onze goesting om een plons te nemen direct over is en zich beperkt tot efkes nat maken en er weer uit.

De zon begint al goed te zakken, dus is het aangewezen dat we naar de plaats gaan waar we willen overnachten. Dit wordt Cape Leveque, een prachtige kaap met rode rotsen en een wit strand er voor. Juist op tijd komen we daar aan om nog snel te genieten van de zonsondergang alvorens we in ons tentje kruipen.

Woensdag 19 oktober 2011

We rijden de weg terug om de afslag te nemen naar Quondong Point dat ons startpunt wordt van de ‘Lurujarri Dreaming trail’ richting Willie Creek. Deze uitdagende 4WD weg loopt parallel aan de stranden en baant zich een weg door de duinen. Wanneer we een afslag nemen om op het strand te komen is het al zo ver. Voor de eerste keer op onze reis komen we vast te zitten met de wagen in het zand. Even de bandenspanning verlagen, efkes met de wagen achteruit, dan vooruit en weg zijn we, dit was een makkie. We hebben ondertussen een nieuwe deftige luchtpomp aangeschaft, dus no worries, de banden kunnen we nu in een flut opnieuw oppompen.

De weg brengt ons langs creeks en verlaten stranden. Op een parelwit strand springen we direct in zee voor verfrissing. De golfslag en stroming van het water is hier echter zo sterk dat we niet te ver in zee durven gaan, want hier is er geen ‘beach rescue’ zoals op Cable Beach.

We maken een tussenstop aan de Willie Creek Pearl Farm, waar we meer info krijgen over hoe vroeger parels opgedoken werden en hoe ze het nu doen. Aangezien het nog te vroeg is om onze tent op te zetten op de gratis camping dichtbij, maken we nog een kleine rondrit op het strand… Via een klein zandwegje en over een harde duin komen we aan op het strand. Het zachte zand beslist echter dat we niet verder mogen waardoor we vast komen te zitten. De handelingen van daarstraks (banden zacht, achteruit en dan vooruit) werken deze keer niet. We krikken de auto op om zand weg te graven en brengen stenen aan voor wat meer grip. Helaas is het zand ons niet welgezind, elke keer we vooruit willen, graven we ons dieper en dieper in. In totaal zijn we 2 uur bezig met graven, stenen leggen,… en het wordt dan ook nog eens donker. Het begint stilaan tot ons door te dringen dat we hier niet alleen uit zullen geraken en we de nacht zullen moeten doorbrengen op het strand. Wie had kunnen denken dat dit de start was van 4 lange uren in het donker…

Ik herinnerde mij dat ik ergens gelezen had dat Broome 1 van de sterkste getijdenwissels heeft van Australië. Het verschil tussen eb en vloed kan hier tot 10 meter in hoogte bedragen. Met een auto op het strand en hier de nacht doorbrengen in een tent, zou dan ook eens niet zo prettige gevolgen kunnen hebben (tent ondergelopen, zeewater dat de auto aantast, alles kwijt,…). Gelukkig voor ons, is het juist eb aan het worden en lijkt het er op dat de zee bij vloed niet tot aan de auto zal komen. We willen het er echter niet op wagen om hier te blijven, dus moeten we iemand waarschuwen met de gsm. Lap, geen gsm-bereik bij de auto, misschien wat hoger op de duin? Yes, 2 blokskes. We doen een noodoproep naar het nummer 000 en vragen onze goeie vrienden, de politie, om hulp. Een vriendelijke meneer zegt ons dat ze een takeldienst zullen sturen om ons op te halen. We geven een ruwe omschrijving waar we gestrand (letterlijk dan) zijn en hopen op het beste…

Het wachten wordt beloond. Anderhalfuur na onze noodoproep worden we opgebeld door iemand van Outback Towing (what’s in a name 🙂 ) die ons aan het zoeken is. We zien de lichten van de wagen soms onze richting opkomen om dan weer te zien dat ze weer de andere richting opgaan. Met onze pillampen staan we gelijk zotten te zwaaien, maar het licht is te zwak om van ver gezien te worden. We komen op het idee om met de Iphone onze GPS-coördinaten op te zoeken die we dan kunnen doorgeven aan de takeldienst. Lap, hij heeft geen GPS. Hij vraagt of we vuur willen maken, zodat hij dit beter kan zien. Al het hout dat we vinden is nat van condensatie en onmogelijk aan te krijgen. We gebruiken keukenpapier, toiletpapier, beetje benzine, maar krijgen absoluut geen vuur aan. We besluiten dan maar om in onze emergency kit de flare (vuurstok) te nemen die we als cadeau gekregen hadden van onze gids Peter (of all people). Vol goeie moed steek ik hem in elkaar en trek aan de ontsteker. De ontsteker breekt af en we hebben geen licht (het kan al eens tegenzitten, he). Met de gebruiksaanwijzing en het papiertje met de lieve woordjes van Elise en Mare, maken we een klein vuurtje waar we de flare inhouden. Uiteindelijk is het dan zover en lukt het ons om hem aan te krijgen. De volle minuut dat de flare brandt, moeten we zo nuttig mogelijk gebruiken en daarom loop ik naar het hoogste punt dat ik kan vinden. Ah, hij heeft ons eindelijk gezien, 2 uur heeft hij over en weer zitten rijden om ons te zoeken. We danken hem uitvoerig, want we hadden al schrik dat hij het ging opgeven.

Op een halfuur zijn we uit het zand getakeld en is het bang afwachten wat dit ons allemaal zal kosten. Hij zegt dat hij ons hiervoor normaal 600 dollar voor zou kunnen aanrekenen, maar dat hij content is met 400. We zoeken al ons cash geld bijeen en komen maar aan 320 dollar (het is echt onze dag niet). We doen hem het voorstel om onmiddellijk via netbanking (dank u wel 3G) geld over te schrijven naar zijn rekening. Hij bedankt daar echter voor en neemt ons cash geld dan maar aan.

Een beetje later dan verwacht en 320 dollar lichter, komen we terug aan op de campingplaats van Willie Creek en bekomen we van het serieuze avontuur dat we nooit meer willen meemaken. Gelukkig hadden we gsm-bereik en een dikke merci aan Gids Peter en familie voor het geven van de flare als cadeau. Het plan om hem op het einde van onze reis te ontsteken als afscheid van de reis kunnen we nu niet meer doen, maar hij heeft zijn nut meer dan bewezen.

Wat hebben we geleerd vandaag:
1) Rij nooit op los zand met onze wagen.
2) Als je dan toch wil doen, verken eerst de weg dat je wil afleggen
3) Begin al met vuur te maken voor donker, want met donker komt er vocht op het hout.
4) Een flare kan uw leven redden
5) GSM-bereik is een must.
6) Neem genoeg cash geld mee, maar niet te veel zodat je een deal kan maken
7) Lees de tips uit de survivalgids (Cado Katrien VW) op voorhand en niet achteraf. (er bleken hele goeie tips in te staan, oepsie :-))

Donderdag 20 oktober 2011

We rijden terug naar Broome om in een openbare douche al het zand van de vorige dag van ons af te wassen en te genieten van een welverdiend kopje koffie. We gaan informeren of het onderdeel van onze achterruit binnen is, maar daar komen ze met het slechte nieuws dat het pas volgende woensdag binnen zal komen. Zo lang kunnen we niet wachten en we beslissen dan maar om alles te annuleren. Onze achterruit werkt voorlopig doordat ze een defecte sensor uitgeschakeld hebben, dus we kunnen wel verder.

We gaan de onderdelen ophalen dat we besteld hebben voor ons bagagerek. Ze hebben dit tijdig toegestuurd gekregen. Voor 1 keer zit het ons mee. Alhoewel later blijkt bij het installeren dat de pootjes te kort zijn, dus kunnen we het bagagerek weer niet gebruiken. We zullen het later in Perth nog eens moeten proberen.

We vertrekken uit Broome en daarna is het rijden, rijden, rijden op een vrij saaie baan richting Port Hedland. De goeie 500km daar naartoe is te veel om nog vandaag af te leggen, dus overnachten we maar op een rest area langs de baan.

Vrijdag 21 oktober 2011

Vandaag opnieuw niet zo veel te vertellen. Het is weer een rijdag op de Great Northern Highway. We maken even een tussenstop aan ‘Eighty Mile Beach’, waar Griet wat schelpjes raapt, om dan weer verder te rijden. Wanneer we aan een roadhouse stoppen om aan onze lunch te beginnen, zien we een Duits koppel sukkelen met hun wagen. Wat ze ook doen, ze krijgen hem niet meer in gang. Met mijn kleine cursus automechaniek vóór de reis, probeer ik mee te zoeken naar het probleem, maar zie ook niet direct wat er scheelt. Ik had dan toch beter een 2de keer teruggeweest voor de gevorderde cursus automechaniek ;-). Gelukkig voor dat koppel stopt er juist een roadtrain aan het roadhouse waar er precies nog plaats is voor hun auto. De vriendelijke chauffeur is bereid om ze mee te nemen met voorwaarde dat ze de auto op de oplegger krijgen. Met man en macht duwen we mee aan de auto om hem er op te krijgen, wat ons uiteindelijk ook lukt. We weten wat het is om ergens vast te zitten en als er dan iemand hulp komt aanbieden, dan is dit echt super. We worden uitvoerig bedankt door het koppel en zetten onze weg verder. Ondertussen denken we terug aan onze eerste weken in Darwin, waarbij elke verkoper van een auto ons vertelde ‘never had problems with the car’. Met de opgedane ervaring kunnen we meedelen dat dit dus de grootste ‘quatsh’ is. Wagens van dergelijke ouderdom zullen altijd wel hun gebreken hebben.

Uiteindelijk komen we aan in Port Hedland dat door de Aussies, die hier opgroeien, ‘a real shithole’ genoemd wordt. Het dorpje is bedekt met een rood laagje stof dat afkomstig is van de grote bergen ijzererts die hier gebracht worden uit de naburige mijnen (vooral afkomstig van de mijn aan Newman, die de grootste open mijn is ter wereld). In de haven kijken we naar de grote schepen die volgestouwd worden met het ijzererts.

We blijven hier niet te lang en zetten onze weg verder om onderweg een goedkope campingplaats te zoeken. We zijn namelijk op weg naar het Karijini National Park dat ook op ons toedoe-lijstje staat.